IN DEN BOSCH ...

In den Bosch in 't garnizoen
Lagen soldaten die hun best wilden doen
Om flink te exerseren
En den dienst van buiten te leren
Maar onder die klub was een soldaat
Dat was een flinke goede maat
Die echter de gewoonte had
Ik wed om dit ik wed om dat
De majoor een heel goede man
Die kreeg daar toch den brui wel van
En sprak, jongen doe mij een plezier
Maar dat wedden moet je laten hier
Maar de soldaat sprak toen brutaal
Majoor dat is een familiekwaal
Al loop ik nog zo in de gaten
Dat wedden kan ik toch niet laten
Niet laten sprak de Majoor dat staat je net
Dat jij je tegen de majoor verzet
Verzetten sprak de jonge vent, gaarne zou ik wagen
Een weddenschap met U te vragen
De majoor die al ouder was van jaren
Stond ervan verslagen
Maar komaan wil je een weddenschap met mijn
Zeg op waar over zal het zijn
Je zal het tegen mij verliezen
Zo'n smoesje kan je toch niet kiezen
Nu onze weddenschap zal U bezeren
Op uw achterwerk zal een steenpuist verzweren
Misschien vindt U het raar van mijn
Maar over drie dagen zal het zijn
Dit wil ik wedden om driehonderd gulden
Die verliest betaalt de schulden
Nu onze weddenschap is aangenomen
Over drie dagen kun je komen
Den eersten dag verstreek
Doch hoe de majoor ook keek
Hij kon toch niets ontdekken
Den tweeden dag dacht hij stel je voor
Dat ik de weddenschap verloor
Maar nee met mijn geld zal hij niet gaan strijken
Ik zal mijn dochter eens laten kijken
Doch hoe zijn dochter zocht en keek
Niets dat op een steenpuist leek
Hij ontbood nu den soldaat
Die den derden dag voor hem staat
En majoor zo was hij begonnen
Heb ik die weddenschap gewonnen
Wat, sprak de majoor, niet sprak maar brulde
Waar zijn je driehonderd gulden
Die heb ik hier sprak de soldaat gebien
Maar laat het mij dan eerst eens zien
En kan ik de waarheid dan aanschouwen
Dan kan jij mijn centen houwen
Neen sprak de majoor je vraagt teveel
Je zult het toch zo bruin niet bakken
Dat ik voor jou mijn broek laat zakken
Maar de soldaat begon te buigen
Hij wilde zich beslist eerst overtuigen
En de majoor moest in hem zwijken
In vredesnaam hij moet maar kijken
En de soldaat het was teveel
Die lachend keek naar het toneel
Maar betaalde aanstonds zijne schulden
Hij was verloren driehonderd gulden
De majoor ging toen verheugd naar de soos
En terwijl hij daar een plaatsje koos
Was daar de kapitein gezeten
Die iets van de soldaat wou weten
Die zo vol met wedden zat
Heb ge hem wel eens beet gehad
O ja sprak de majoor verheugd
Van mij heeft hij zijn meug
Ik wedde met hem is dat niet sterk
Dat er binnen drie dagen op mijn achterwerk
Een steenpuist zou verzweren
Driehonderd gulden moest hij mij uitkeren
Verder vertel ik U geen zier
Maar die driehonderd heb ik hier
De kapitein werd wee en kennig
Dat is voor mij een dure dag
Hoe heeft hij het toch zo verzonnen
Zevenhonderd gulden heeft hij gewonnen
Want duizend gulden heeft hij van mij te pakken
Omdat gij je broek hebt laten zakken
Wat hij wedde nog bovendien
Dat hij binnen drie dagen jou achterwerk zou zien